Het wilde bijenplan voor Landen is klaar. Onderaan deze pagina kan je het volledige plan downloaden. Het eerste deel van het document geeft algemene informatie over wilde bijensoorten en locaties in Landen die onderzocht zijn. Tijdens dit project werden in totaal 643 bijenwaarnemingen verricht. Er werden 128 soorten aangetroffen. Niet minder dan 32 bijensoorten waren nog niet eerder bekend uit Landen (bron: www.waarnemingen.be).
Samen met de waarnemingen zijn er na dit project 163 soorten bekend uit Landen. Een mooi resultaat dat we moeten koesteren en waar het lokaal bestuur Landen zwaar op inzet door middel van haar beheer van openbaar groen verder te optimaliseren. De aangeraden beheersmaatregelen vind je ook terug in het document.
Ook jij kan meehelpen om wilde bijen te ondersteunen. Hieronder geven we een samenvatting van laagdrempelige tips & tricks die je makkelijk zelf thuis kan toepassen. Alle referenties naar bijlages of figuren vind je terug in het document.
Gazons en bloemenweides
Kort gemaaide gazons zien er vaak uniform donkergroen uit, zonder bloemen. En dat is spijtig. Sla eens een maaibeurt over en geef paardenbloemen, madeliefjes en klavers de kans om jouw gazon op te vrolijken (Figuur 58). Ga verder dan maai mei niet door slechts enkele keren per jaar te maaien.
Zo kan je een deel van het gazon inrichten als bloemenweide.
- Strooi geen bloemenzaad van een groothandel. Deze zaden zijn vaak uitheems of niet interessant voor bijen. De interessante planten voor bijen zijn van nature aanwezig of zullen hun weg naar je bloemenweide snel vinden! Een bloemenweide zal dus vanzelf ontwikkelen als je je gazon slechts enkele keren per jaar maait.
- Bemest niet, want dit zal ervoor zorgen dat het gras sneller groeit en bloemen minder kansen krijgen om er te groeien.
- Gebruik geen herbiciden. In een bloemenweide zijn immers geen ongewenste planten.
- Maai elk stuk grasveld minstens 1 keer per jaar, anders wordt de grasmat te dicht.
- Maai elk stuk maximaal 1 of 2 keer per jaar en respecteer het juiste maaischema (§8.1.1.1.1) zo goed mogelijk . Door op het juiste tijdstip te maaien worden grassen benadeeld en bloemen bevoordeeld.
- Maai waar mogelijk gefaseerd. Hierbij dient steeds een deel van de vegetatie (10-20%) bij elke maaibeurt te blijven staan.
- Nog tips om je gazon om te vormen naar een bloemrijk grasland vind je op
Bloemenborder
Variatie is het sleutelwoord in deze borders. Planten die bloeien in het voorjaar, maar ook planten die bloeien in de zomer. Planten van verschillende families en dus verschillende bloemvormen, enzovoort. Kies, waar mogelijk, voor inheemse plantensoorten in de bloemborder. Vermijd cultivars en dubbele bloemen, zij hebben bijen en andere bloembezoekende insecten vaak niets te bieden. Bijen houden van warme, zonnige bloempartijen. Maar ook borders in halfschaduw of schaduw kunnen goeie bijenplanten herbergen. Bosandoorn (Stachys sylvatica), gele dovenetel (Lamiastrum galeobdolon) of kruipend zenegroen (Ajuga reptans) worden druk bevlogen door bijen, maar verdragen geen fel zonlicht.
Met wat kalk in de bloemborder creëer je een uniek plekje waarin planten zoals slangenkruid (Echium vulgare), wilde chicorei (Cichorium intybus) of betonie (Stachys officinalis) goed gedijen.
In de bijlages (§10.3.1) vind je een overzicht van interessante bijenplanten voor in een bloemenborder.
Moes- of kruidentuin
Niet alleen zijn tal van land- en tuinbouwgewassen rechtstreeks afhankelijk van bijen voor hun bestuiving, ook het omgekeerde is waar. Laat de bijen dus eens meegenieten van jouw moestuin.
En onthoud, bijen zijn echte topbestuivers. Geef ze een plaatsje in de moestuin en je bent verzekerd van een mooie oogst!
Laat dus minstens één ui of prei doorschieten en tot bloei komen. Ook venkel, broccoli en andere kolen zorgen voor veel nectar en stuifmeel indien ze kunnen doorschieten en tot bloei komen. Zorg daarnaast voor wat bosaardbeitjes als bodembedekker onder de aalbessenstruiken of voor een hoekje waarin komkommerkruid en gewoon barbarakruid hun gang kunnen gaan.
Ook kruidentuintjes zijn top. Het gonst hier meestal van het leven. Bloeiende rozemarijn, munt, salie of marjolein zijn echte bijenlokkers. En waarom probeer je het niet eens met een kruidenspiraal? Plant jouw kruiden in een zonnige hoek van de tuin en geniet van al het leven dat je rond de oren zoemt.
Gebruik uiteraard ook geen pesticiden in jouw groententuin.
Bloembollen
In het voorjaar kan je je tuin opfleuren met bloembollen. Heel wat soorten die in de handel te koop zijn, trekken echter nauwelijks bijen aan. Vingerhelmbloem, boerenkrokus en blauwe druifjes zijn vroege bloeiers en worden druk bezocht door bijen. Deze bloembollen zorgen voor een kleurrijk tapijt dat bloeit van eind februari tot begin april. Je kan deze gewoon in je gazon planten, maar dan is het belangrijk om deze zone niet te maaien tot wanneer de bloembollen uitgebloeid zijn en wanneer de zaden volledig gerijpt zijn. Op deze manier blijft een deel van het gazon ongemaaid in het vroege voorjaar en kunnen ook madeliefje, paardenbloemen en boterbloemen tussen de bollen tot bloei komen.
Bloembollen worden traditioneel sterk behandeld tegen allerlei plagen. Recent gebeurt dat met behulp van de beruchte neonicotinoïden. Hierdoor wordt de volledige plant giftig en kunnen bijen en andere bloembezoekers via nectar en stuifmeel ook vergiftigd worden. Kies dus steeds voor biologisch geteelde bloembollen. Daarnaast kan je ook kiezen voor verwilderingsbloembollen. Deze hebben als voordeel dat ze elk jaar uitbreiden. Een eenmalige investering rendeert zo vele jaren na elkaar.
Bloembollen plant je best in het najaar, tussen eind september en november. Daarnaast is het belangrijk om voldoende afstand te behouden tussen de bloembollen. Zo is er steeds ruimte over voor wilde voorjaarsbloeiers zoals paardenbloemen, madeliefjes en ereprijssoorten. Verstoor de bodem zo weinig mogelijk en graaf enkel op de plaats waar de bloembol geplant wordt een putje. Woel de bodem zeker niet integraal om waardoor de wilde vegetatie helemaal verdwijnt.
Hagen en klimplanten
Conifeer, beuk, of haagbeuk zijn al decennia lang populaire haagplanten, maar er zijn ook prachtige bijvriendelijke alternatieven. Veldesdoorn, meidoorn en hondsroos zien er niet alleen zeer fraai uit, het zijn ook ware nectar- en stuifmeelbommen. En ze leveren daarnaast in de herfst nog bessen of olierijke zaden op. Snoei jouw haag niet te kort en laat uitlopers groeien én bloeien. De bijen en vogels zullen je dankbaar zijn. Nog beter is het aanplanten van een gemengde haag. De verkoop ervan wordt in de meeste provincies en gemeentes jaarlijks georganiseerd en gesubsidieerd in samenwerking met het Regionaal Landschap.
Een kale muur of een storende afsluiting kan in een mum van tijd omgevormd worden tot een bloemrijk bijenparadijs met Heggenrank, Klimop (Figuur 62) of Reukerwt.
Balkonplanten
Zelfs met een balkon- of terrastuintje van één vierkante meter kan je al heel wat bijdragen aan de biodiversiteit. Vervang begonias en petunias door een mix van grasklokje, wilde reseda en ezelsoren en geniet van het zomerse gezoem van de talloze bijen en hommels die jouw terras een bezoekje brengen. Opgelet, potgrond geeft een te rijke voedsellaag voor deze plantensoorten. Plant je balkonplanten dus liever in een mix van compost en lemig zand.
Pesticidengebruik
Pesticidengebruik is niet alleen schadelijk voor bijen en andere insecten, maar heeft ook op andere trofische niveaus in het voedselweb langdurige effecten. Daarom wordt het gebruik ervan ten stelligste afgeraden in tuinen, parken en op bedrijfsterreinen.
Veel van de onkruiden die bestreden worden met behulp van herbiciden (zoals roundup) zijn eigenlijk heel goede voedselplanten voor bijen. Denk bijvoorbeeld aan paardenbloem, diverse klaversoorten, boterbloemen, zevenblad, gewoon biggenkruid, gewone brunel, … Het spreekt dan ook voor zich dat deze schadelijke stoffen ook via de nectar en stuifmeel in het lichaam van de bijen die hun voedsel op deze planten komen zoeken terecht komen.
Pesticiden worden vaak gebruikt in de strijd tegen onkruiden op en tussen verhardingen. Deze verhardingen zijn echter enkel noodzakelijk wanneer ze vaak betreden worden. Anders zijn grasdallen of grasstroken een goed en gemakkelijk beheerbaar alternatief. Deze zijn makkelijk te beheren door ze te maaien wanneer nodig. Andere verhardingen kunnen vrij van ongewenste (on)kruiden gehouden worden door te stomen, borstelen, branden of te bestrijden met heet water. In borders en grasperken zijn pesticidenvrije alternatieven wieden, afsteken en maaien.
Meer info over alternatieven voor pesticidengebruik vind je op www.zonderisgezonder.be en http://www.2020pesticidevrij.nu/.
Een zandbak voor bijen
Een van de mogelijkheden om nestgelegenheden voor grondbewonende bijen te voorzien is het voorzien van een zandhoop op een zonnige, beschutte plek in de tuin. Gebruik dekzand of lemig zand en stabiliseer jouw bijenzandbak met enkele grote keien en pioniersplanten, zoals oranje havikskruid.
Wanneer geen lemig zand gevonden kan worden, zijn met zand gevulde bloembakken in een zonbeschenen hoekje van de tuin een goed alternatief. Ook zand- en leemstroken die zich onder brede, overhangende dakuitspringingen bevinden, zijn gunstig. Deze moeten wel tegen slagregens beschut zijn. Vooral zandbijen, maar ook pluimvoetbijen, groefbijen en roetbijen maken hun nesten in zanderige bodems.
Borders, randen van gazons en moestuinen
Bloemenborders, randen van gazons en moestuinen herbergen vaak heel wat blote grond waar ondergronds nestelende bijen hun nesten in kunnen maken. Zorg er daarom voor dat op deze plekjes open bodem behouden worden.
Zowel het strooien van houtsnippers, als het plaatsen van worteldoek zijn veelgebruikte technieken om onkruid tegen te gaan in borders en de moestuin, maar tegelijkertijd zorgen ze er ook voor dat de grondnestelende bijen geen nestgangen kunnen graven. Houtsnippers zorgen daarnaast nog voor een verhoging van de voedselrijkdom dat op zich weer vooral ongewenste onkruiden stimuleert zoals brandnetels en distels.
Werk liever met bodembedekkers om onkruiden tegen te gaan. De bijen vinden tussen deze vegetatie nog vrij gemakkelijk geschikte nestplaatsen. Ook éénjarigen kunnen gebruikt worden om bloemborders of open plekken bedekt te houden en zo ongewenste onkruidengroei tegen te gaan. Geschikte bodembedekkers voor open plekken zijn onder andere gewone brunel, kruipende boterbloem, bosaardbei, kruipend zenegroen, hondsdraf, speenkruid, kleine maagdenpalm, …
Randen van gazons zijn vaak geschikte nestplaatsen voor solitaire bijen. Hou deze vrij en gebruik ook hier zeker geen pesticiden.
Beplant boomspiegels (het stuk grond rondom de stam van een boom) met vaste planten of laat afgevallen bladeren liggen. Vermijd ook hier het aanbrengen van houtsnippers of worteldoek.
Verhardingen
Verhardingen van terrassen, paden en opritten door middel van beton, klinkers of gravel zorgen er voor dat er minder geschikte nestplaatsen voor grondbewonende bijen overblijven.
Enkele bijensoorten, zoals de pluimvoetbij, gewone franjegroefbij en de witbaardzandbij maken hun nesten graag tussen de stoeptegels van opritten, wandelpaden of trottoirs. Zij profiteren van het feit dat deze tegels vaak door een dikke laag zand gestabiliseerd worden en maken hierin hun nestgangen. Hun nestingangen lijken soms op mierenhoopjes en wanneer patrouillerende mannetjesbijen aangetroffen worden wordt maar al te vaak onnodig de brandweer of de civiele bescherming verwittigd. Solitaire bijen zijn kortlevend, bijzonder nuttig en niet gevaarlijk. Vernietig deze bijennestjes dus zeker niet!
Dood hout en houtstapels
Dode of halfdode bomen zouden ook in tuinen zoveel mogelijk behouden moeten worden omwille van hun belang als nestplaats voor wilde bijen en tal van andere organismen. Als er toch een deel van de bomen verwijderd dient te worden kan erover nagedacht worden om enkel de stam laten staan. Door dode bomen op 2 à 3 meter hoogte af te toppen kan de dode stronk blijven staan en kunnen ongelukken met vallende takken voorkomen worden. Zo geef je paddenstoelen, spechten, bijen en tal van andere organismen toch nog een kans!
Enkele bijensoorten knagen graag hun eigen nestgang uit in dood hout. Ze komen niet af op geboorde nestgangen, maar verkiezen rottend, dood hout. Een goed voorbeeld van zon soort is de andoornbij. In parken, boomgaarden, kerkhoven en tuinen zijn oude bomen van hoge waarde voor deze soorten.
Ook houtstapels of takkenhopen en onbehandelde houten (onbehandelde) speelelementen of weidepaaltjes kunnen prima dienen als nestgelegenheid voor bovengronds nestelende bijen.
Bijenhotels
Zon 60 bijensoorten kunnen nestelen in zogenaamde bijenhotelletjes. Vooral metselbijen vallen op door hun koortsachtige bouwactiviteiten. Daarnaast vind je ook tal van (ongevaarlijke!) goudwespen, graafwespen en andere kleine insecten rond jouw bijenhotel. Een bijenhotel voorziet je al gauw van uren kijkplezier. Een must voor elke tuin!
Vooral rosse metselbij, blauwe metselbij en gehoornde metselbij zijn actieve bezoekers van bijenhotels. Daarnaast zijn ook tonkenbijen frequent aanwezig, zij het dan in de zomermaanden. Minder algemene soorten zijn grote wolbij, klokjesbijen, maskerbijen, behangersbijen en tubebijen.
Heel wat tips zijn terug te vinden in de brochure Hoe bouw ik een bijenhotel? die te vinden is op: https://www.natuurpunt.be/sites/default/files/documents/hoe_bouw_ik_een_bijenhotel_0.pdf
Hommels in de nestkast?
Hommels nemen regelmatig hun intrek in mezenkastjes. En daar is niet iedereen altijd even blij mee. Nochtans zijn hommels bijzonder nuttige diertjes, die zeer zachtaardig zijn en enkel zullen steken wanneer ze worden vastgeklemd. Ook in de nabijheid van het nest zijn ze normaal gezien niet agressief. Bij het openen van een nestkast kunnen ze wel luidruchtig zoemen maar ze vallen doorgaans niet aan. In tegenstelling tot wespen hebben hommels eerder kleine nesten, bestaande uit enkele tientallen tot maximum 200 werksters. In de loop van de zomer produceren ze nieuwe koninginnen en wordt het nest voor de winter verlaten.
Wil je toch af van het hommelnest? Maak dan in het najaar of in de vroege winter de nestkast leeg en schuur de binnenkant met wat lauw water. De vogels zullen er in het daaropvolgende jaar weer hun intrek in kunnen nemen.